God en ezel: Reve’s islamitische inspiratiebron

Gerard Reve baarde in 1966 opzien door zijn claim dat hij anaal geslachtsverkeer had gehad met God in de gedaante van een ezel. Hij was echter niet de eerste: de Andalusische sufi-dichter Abū al-Ḥasan al-Shushtarī (1212–1269) was hem voorgegaan. Reve kende geen Arabisch, maar hij kende wel Gerald Brenan en heeft natuurlijk de vertaling van het fragment van al-Shushtarī gelezen in diens South from Granada, London 1957, blz. 170:

  • I had a lover. “Come to me,” I said, “and you’ll get what you want and more”. What did he do? He caught me in his net … he tore off my clothes … he beat me, taking me between my blood and my flesh … up to my secret locked corner. Pulling my ears, he said to me, “Now for your own good you must open that lock …” I opened it, he possessed me, and after that I possessed him. I explored and visited his whole Being.

De op nog jonge leeftijd verongelukte arabist Wim van Wiggen en ikzelf hebben ooit het gedicht waarin al-Sushtarī zijn totale vereniging met God beschreef uit het oorspronkelijke Arabisch vertaald. Het is gepubliceerd in Tirade nr. 289, 1983, blz. 664–665. Ik schaam mij er niet voor, maar ben er ook niet trots op: de vertaling is gebrekkig en onpoëtisch. Dit was onvermijdelijk, omdat we het gedicht niet geheel begrepen en vooral omdat wij geen dichters waren. Het is geschreven in eeuwenoud Andalusisch Arabisch, waar we niet vertrouwd mee waren. Maar in grote lijnen wordt wel duidelijk hoe het zat tussen God en al-Shushtarī.

Dat zag er ongeveer alsvolgt uit: [blz. 664]

Abû al-Hasan al-Shushtarî

GEDICHT

Ik ben geenszins gebouwd voor het werk van een ezel
Die men beukt op zijn rug, ook al kan hij niet meer.
Maar ik heb geen geliefde die zoet en meegaand is.
Ik had gezegd: ‘Kom bij mij, je krijgt ruimschoots je deel.’
Wat gaan we dan doen?’ vroeg hij lief en zachtaardig.
Hij verscheen en verpletterde mij zoals God het de berg
deed; hij ving mij en hing mij een voederzak om,
trok mijn kleren uit, nee, rukte ze mij van het lijf
en haalde — mijn God! — van zijn ezel het zadeltuig los,
nam het uiteen en bond het weer vast op mijn rug.
Hij dwong mij tot lopen. Het tuig deed mij pijn,
het schuurde mijn huid, ik bleef staan en hij roste mij af.
Hij trof mij tussen mijn vlees en mijn bloed.
Hij nam weg het bewustzijn van wie ik was en hij.
Hij randde mij aan, tot mijn verzegelde slot.
Toen zei hij, en trok mij aan mijn oren:
‘Kom, open nu dat slot eens!’
Gods wil geschiedde; ik gaf me en liet me gaan.
Daarop bezat hij mij, en zo bezat ik hem.
Ik dwaalde door het Zijn en liep de Weg.
Ik was daar als een schildpad op het droge,
er was geen ander, geen spion of vriend.
Hij zei: ‘Zoek mij op bergen en in dalen,
ik ben bij je, en zal toezien op je trouw.
ik ben oost en west, de uiteinden der aarde.
Ik ben Aleppo, Homs en Akka, ik ben de Abû Qubays en Mekka.’

[blz. 665] Al-Shushtari werd geboren in 1212 te Guadix in Spanje, als zoon van een hoge functionaris. Hij maakte zelf ook carrière, maar na zijn bekering tot het sufisme, de mystiek van de Islam, verzaakte hij alle rijkdom en zong zijn liederen op de markt. Na veel omzwervingen en ook enkele bedvaarten naar Mekka is hij in 1269 gestorven bij Damiate in Egypte.

Enkele kanttekeningen bij het gedicht:
‘zoals God het de berg deed’: Letterlijk staat er: ‘Hij verbrijzelde mijn Sinaï,’ waarbij men zeker ook aan het achterwerk van de dichter mag denken. De versregel speelt met Koran 7:143: ‘Maar toen zijn Heer zich in Zijn glans vertoonde aan de berg maakte Hij deze tot gruis, en Mozes viel bewusteloos neer.’
‘en liep de Weg’: het mystieke pad.
‘Geen spion’: de spion, die het liefdespaar met argusogen volgt, is een karakter dat dikwijls voorkomt in de Arabische liefdespoëzie; later ook in de Europese minnezang, als lauzengier of Merker.
‘de Abû Qubays’: berg bij Mekka.

De Arabische tekst staat in Dîwân abî al-Hasan al-Shushtarî, uitg. Alî Sâmî al-Nashshâr, Alexandrië 1960, blz. 401–402. Een verkorte Franse vertaling door Louis Massignon verscheen in diens artikel ‘Recherches sur Shushtari, poète andalou enterré à Damiette’, in Mélanges offerts à William Marçais, Parijs 1950, blz. 251–276. Dit artikel is in het Spaans vertaald door Emilio García Gómez en verscheen eerder dan het originele Frans in Al-Andalus, 14 (1949), blz. 29–57. Massignons versie van het gedicht is in het Engels weergegeven door Gerald Brenan (G.B. in Reve’s Op weg naar het einde) in zijn South from Granada, London 1957, blz. 170. Bovenstaande volledige vertaling uit het soms moeilijk te begrijpen Arabische dialect van Spanje is van Wim Raven en Wim van Wiggen.

Copie van de originele bladzijden in Tirade vindt U hier. De Arabische tekst volgt hieronder, precies zoals in de zeer matige uitgave.


أنا لِيس نَظْمانْ أبدًا لمدَكّه       ولا يُلْطمْ ظهره بعد نَهْكه
لس معي معشوقْ مليح ومهاودْ
قُلتْ زرني أخذتْ حَقَّك بزايدْ
أشْ عَمَلْ قالي ذا المليح العوايدْ
دَكْ طُورِي لمّا تجَلى لِدكَّه        وشبكني وحَطْ في عنقي شبكه
خلْع أثوافي حتى تَقُلْ خَلَعها
وصفايحْ حُمارُِو والله قلعها
وفَرقها وبعد هذا جمعها
وسَلْكني ومَزَّقْ أشياتي دلكه       وَفِيت بين يديه وهلكني هلكه
وأخذني من بين لحمي ودمي
وتلفني بين الاسم والمسمى
وسلبني وفك قفلي المعمى
ثمّ قَلْى وحك أذنِي حكه       لا غنا أن تفكَّ ذا الفقل فكَّه
سَخَّرَ الله ودنوت وفككتو
وملكني بعد ذا وملكتو
والوجودْ كلُو تُهتْ فيه وسلكتو
وأنا فيه بحال قَلَبَّق في سِكّه       لا معاندْ ولا رقيبْ ولا شركه
قال لي تفتش بالجبال والخادقْ
وأنا مَاعَكْ ونُبصر ان كنت صادقْ
أنا هو الجزورْ وأرس البنادقْ
وأنا هو حَلَبْ وحِمْصْ وعكّه       وِانا هو أبو قبيس ومكه

Terug naar Inhoud

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.