Volgens de islamitische overlevering heeft Mohammed een reis door hemel en hel gemaakt. In een vorige blog bood ik de tekst van Ibn Ishaq daarover aan en vermeldde in het kort dat er in de Oudheid vele van zulke hemelvaartverhalen bestonden. Nu wil ik een deeltje van de beschrijving van de hel wat uitvergroten.
De profeet bezichtigt in de hel verschillende groepen zondaren:
- Toen zag ik mannen met hanglippen als kamelen; in hun handen hadden zij stukken vuur als vuistgrote stenen, die zij in hun mond wierpen en die er van achteren weer uitkwamen. Ik vroeg Gabriël wie dat waren. Hij zei: ‘Dat zijn de mensen die onrechtmatig het bezit van de wezen hebben verteerd.’
- Toen zag ik mannen, die mager stinkend vlees voor zich hadden staan en vet, smakelijk vlees ernaast, maar alleen van het stinkende vlees konden zij eten. ‘Wie zijn dat?’ vroeg ik Gabriël. Hij zei: ‘Dat zijn degenen die niet de vrouwen namen die God hun toestond, maar vrouwen naliepen die God hun verboden had.1
De berichtjes zijn dus opgebouwd volgens een bepaald patroon: ‘Ik zag …, ik vroeg: Wie …? … en hij zei: Dit is/zijn … .’ Om als bron voor de kennis van hemel en hel plausibel te worden geacht moest de verteller een man zijn met een groot religieus prestige, wat Mohammed uiteraard was. In de vroegere apocalyptische teksten is het precies zo. In de Apocalypse van Paulus (4e eeuw) vertelt de apostel:
- En ik zag een mens, die tot zijn knieën in de vurige stroom stond. Zijn handen waren uitgestrekt en bebloed; wormen kwamen uit zijn mond en neusgaten. Hij zuchtte en weende en riep uit: ‘Ontferm u mijner, want mij wordt meer leed berokkend dan de anderen die deze straf ondergaan. Ik vroeg: ‘Wie is dit, heer?’ Hij zei: ‘Deze man die je ziet is een diaken geweest die de offergaven zelf opat, hoereerde en voor het aangezicht Gods het goede niet deed. Daarom boet hij met deze straf zonder ophouden.’ 2
En in het pre-islamitische Perzische boek Ardā Wirāz (6e? eeuw), vroeger bekend als Arda Viraf, klinkt het zo:
- En ik zag de ziel van een man, wiens ogen waren uitgestoken en wiens tong was afgesneden; hij was in de hel aan één voet opgehangen, zijn lichaam werd telkens met een tweezijdige koperen kam geharkt, en een ijzeren spijker was in zijn hoofd gedreven. Ik vroeg: ‘Wie is deze man en welke zonde heeft hij begaan?’ Srōsh de vrome en de god Ādur zeiden: ‘Dit is de ziel van die goddeloze rechter, wiens [taak] in de wereld het was de goddelozen te veroordelen, maar hij nam steekpenningen aan en wees leugenachtige vonnissen.’ 3
In een joodse legende is het Mozes die de hel te zien krijgt. Hier wordt de vraag weggelaten:
- Toen zei Nasargiel tot Mozes: ‘Kom en zie hoe de zondaren in de hel worden verbrand.’ […] Mozes gaf toe en zag hoe de zondaren werden verbrand, de ene helft van hun lichaam gedompeld in vuur en de andere helft in sneeuw, terwijl wormen die in hun eigen vlees tot leven waren gekomen over hen heen kropen en de Engelen van Vernietiging hen zonder ophouden sloegen. Nasargiel zei: ‘Dit zijn de zondaren die incest, moord en afgoderij begaan hebben, die hun ouders en leraren hebben vervloekt en die, zoals Nimrod en anderen, zichzelf goden noemden.’
Ik heb van deze legende alleen de Engelse bewerking van Ginzberg.4 Het zou kunnen zijn dat deze de tekst wat heeft verkort en de vraag heeft weggelaten; tot zijn bronnen heb ik helaas geen toegang.
Ook hier wordt duidelijk dat het verhaal over Mohammeds hemelreis in een lange traditie staat. De tekst uit Perzië is niet zo oud, maar omdat paradijs en hel Perzische uitvindingen zijn is het denkbaar dat ook dit motief daar al veel eerder bestond.
Dit zijn maar een paar voorbeelden. In de teksten, vooral in Ardā Wirāz, gaat het om hele rijen zondaren, over wie steeds volgens hetzelfde stramien wordt verteld. U kunt zich voorstellen dat de categorieën zondaren naar believen zijn uit te breiden: de buurman, de belastinggaarder enzovoort.
De hel wordt meestal met meer plezier beschreven dan het paradijs. Horror en sadisme zijn nu eenmaal spannender dan eeuwigdurende vreugde. Natuurlijk zullen de beschrijvingen een afschrikkende werking gehad hebben. Maar ook werd de menselijke behoefte aan verhalen over bloederige folteringen erdoor bevredigd, waarin tegenwoordig wordt voorzien door stripverhalen en griezelfilms.
1. Ibn Isḥāq: Ibn Ishaak, Het leven van Mohammed, vert. Wim Raven, Amsterdam 2000, 85.
2. ‘Apokalypse des Paulus,’ in: Neutestamentliche Apokryphen in deutscher Übersetzung. II. Apostolisches.Apokalypsen und Verwandtes, uitg. W. Schneemelcher, Tübingen 51989, 663ff. (Het hele boek in een Engelse vertaling hier.)
3. Ardā Wirāz Nāmag. The Iranian ‘Divina Commedia’, uitg. Fereydun Vahman, London/Malmö 1986, 214. (Het hele boek in een oudere Engelse vertaling hier.)
4. Louis Ginzberg, The Legends of the Jews, Philadelphia 1954–59, ii, 312; bronvermeldingen v, 416–18.
Terug naar Inhoud
[Dit stuk wordt gereblogd op #GrondslagenNet, de groepsblog van archeologen, classici en oudhistorici.]