Portretten van beroemde Arabieren

De beroemdste Arabier die ooit geleefd heeft is de profeet Mohammed. Zoals intussen algemeen bekend is hebben soennitische moslims niet graag dat hun profeet wordt afgebeeld. Voor sommige mensen die van pesten houden is dat juist een aanleiding om op provocerende wijze een portret of zelfs een karikatuur van hem te publiceren, vaak ook met een denigrerend onderschrift.

‘Maar dat is toch niet Mohammed? Dat is Ali; zijn neef en schoonzoon!’ zegt u misschien als u het plaatje hierboven aanklikt. O ja? Hoe weet u dat? u hebt ze toch niet gekend? Misschien ‘herkende’ u Ali omdat U de tekst boven zijn hoofd kunt lezen, of omdat u in Iran of andere sjiietische omgevingen geweest bent. Daar vind je sinds een eeuw inderdaad overal ‘portretten’ van Ali en zijn zonen Hasan en Husayn, die sprekend op hun vader lijken. Die plaatjes hebben veel aan de bidprentjes en de kinderbijbels van Europa te danken; ze zijn nogal stereotiep en nietszeggend, zodat iedereen alsnog de kans krijgt zich die personen naar eigen wens voor te stellen. Als ik naar de intense kop van Husayn kijk (afb. 2) vermoed ik dat die bij jonge meisjes eenzelfde opwinding teweeg brengt als bepaalde popsterren. Toeval is dat natuurlijk niet.

Er zijn teksten genoeg waarbij een plaatje van Ali toch wordt afgedrukt met het onderschrift ‘Mohammed’. Soms heeft iemand zich gewoon vergist, soms zit er opzet achter. In Den Haag moest in 2007 een tentoonstelling van Sooreh Hera worden afgelast omdat de kunstenares twee halfnaakte mannen op een bed afbeeldde met vrijwel identieke, nietszeggende gezichtsmaskers, die vaag aan Ali herinneren (afb. 3). De bijschriften suggereerden echter dat het Mohammed en Ali betrof.

Het kan nog pijnlijker. In Cairo werden in de twintigste eeuw bij Lehnert & Landrock aan toeristen boeken en reisliteratuur over Egypte verkocht, evenals foto’s van landschappen, steden, monumenten en mensen. De winkel bestaat niet meer, maar afdrukken van de originele glasnegatieven zijn via de Orient Art Gallery weer leverbaar. Naar de gewoonte van een eeuw geleden werden vaak ‘oosterse typen’ afgebeeld: vrouwen en mannen, meisjes en jongens in fraaie klederdrachten of juist luchtig gekleed. Een deel van die foto’s vervulden de rol van soft porno. Zo is er een foto van een bevallige jongeling die volgens het onderschrift Mohammed heette (afb. 4). In het shi‘itische Iran hebben bewerkingen van deze foto een tweede leven gekregen als afbeelding van de profeet Mohammed! (afb. 5) Wel heeft men daarbij de zwoele zinnelijkheid van het origineel gematigd door de mond wat zuiniger te maken.

Waar men in soennitische kringen verontwaardigd is over portretten van Mohammed wordt dat nooit veroorzaakt door de afbeeldingen zelf, maar altijd door de bij- of onderschriften. Noch van Mohammed noch van Ali is immers bekend hoe ze eruit hebben gezien. De oude moslims maakten geen portretten, van niemand niet. Dat heeft te maken met islamitische verbod op het afbeelden van mensen en dieren. In Iran, India en het Ottomaanse Rijk heeft men die toch wel afgebeeld, maar pas tamelijk laat en lang niet zo vaak als in Europa, waar een zeer rijke portrettraditie bestaat.
 Er bestaan dus geen gelijkende tekeningen of schilderijen van Mohammed of Ali of diens zonen of wie dan ook — en standbeelden al helemaal niet. Portretten ontstonden in de Arabische Wereld pas na de uitvinding van de fotografie, dus in de tweede helft van de negentiende eeuw. Van voor die tijd kennen we hoogstens het uiterlijk van enkele hooggeplaatste Arabieren wanneer zij toevallig door een Europese kunstenaar vereeuwigd zijn, en of die schilderijen of etsen naar het leven waren gemaakt is dikwijls nog de vraag.


Toch vindt u in Wikipedia-artikelen ook bij vele oudere beroemde Arabieren en andere moslims een portretje. Saladin, Ibn Khaldun, Avicenna, noem maar op, overal staat een plaatje bij (afb. 8–16). Ook op postzegels en bankbiljetten zijn de heren vereeuwigd, en van de allerberoemdste persoonlijkheden bestaan er standbeelden, alles in navolging van Europese gewoontes. Al die portretten berusten op niets anders dan fantasie en zijn het gevolg van de moderne verslaving aan afbeeldingen. Het is nauwelijks nog mogelijk een artikel te schrijven zonder afbeelding, dus moet de vrije fantasie aan de slag. De vruchten daarvan zijn nogal eenvormig. Meestal zijn de waardige heren voornaam gekleed in een of ander historisch gewaad, ze dragen een volle baard en een tulband; op een postzegel uit de DDR draagt Avicenna een fantasiemuts met een soort doornenkroon. Soms wordt er een afbeelding van een Europese ‘oriëntalistische’ schilder hergebruikt (Hasan al-Basri). In andere gevallen wordt een al bestaand portret van een beroemdheid voor een andere in spiegelbeeld hergebruikt. Dat is bij voorbeeld de dichters al-Mutanabbi en al-Ma‘arri overkomen (afb. 6, 7).
Uit het verleden zijn wel soms beschrijvingen van het uiterlijk van mensen bewaard; in het geval van Mohammed zijn die zelfs tamelijk uitvoerig, maar ze zijn onderling tegenstrijdig, wat hun fictieve karakter nog eens onderstreept. (Over die beschrijvingen zie nu hier.)

Na de uitvinding van de fotografie was het overigens met het verbod op afbeeldingen gauw voorbij. De eerste portretfoto’s van het Arabisch Schiereiland zijn van Muhammad Sadiq Bey en dateren van 1861. Onze landgenoot Chr. Snouck Hurgronje heeft in 1884 veel mensen in Mekka gefotografeerd en laten fotograferen en de resultaten gepubliceerd. Voortaan wilde iedereen op de kiek, ook de strengste gelovigen, en het verbod werd gewoon afgeschaft.

Hier vindt U een aantal pseudoportretten bij elkaar; hieronder staan er nog een paar. 

Terug naar Inhoud